Een voorbeeld van een Twentse boerendans is het Hendriekske, in de Achterhoek bekend als de Driekusman. Hij werd ook wel Fingerpolka genoemd. De dans is een soort spel uitgebeeld in de dreigende wijsvinger bij het ronddraaien en stampen na de afwijzende mededeling van het meisje aan de jongen:

 

Vaoder en Moder wilt mi sloan,Driekusman2

Ik magge neet met Hendriekske gaon

 

Dan toont het meisje toch weer toenadering:

Draej di’j es um en dans met mi’j

 

DriekusmanDe handeling van het vinger opheffen en het stampen met de voeten kan duiden op “de toorn des ouders” en de toenadering kan wijzen op de gevoelens die het meisje heeft voor haar “Hendriekske”. Het omdraaien in deze dans is een element, dat in vele volksdansen voorkomt, waarin de vrijer eerst een blauwjte loopt maar dan bij de tweede poging succes heeft. Hetzelfde spel van toenadering kent ook het danslied van “Jan Pierewiet”. Jan Pierewiet heeft ook een zelfde soort van opbouw:

 

Ik mag je niet,

Ik wil je niet,

Scheer je weg voor mijn deur,

 

In de volgende strofe zingt en danst hij er toch weer vrolijk op los, en heeft hij vaak toch succes.driekusman1

 

In Duitsland is een soortgelijke versie van de Hendriekse bekend onder de naam “Neu katholischer Tanz” en daar werd hij zelfs in kerken uitgevoerd, waarbij de kinderen voor het altaar klapten en de ouders op de grond stampten. Veel Twentse dansen lijken dus erg op dansen van andere volkeren alleen heeft Twente natuurlijk zijn eigen taal in de dans verwerkt.