- Geschreven door: Peter Eulderink


Artikelindex
De Twentse Taal
Het Nedersaksisch wordt in het noorden en oosten van Nederland en in een groot deel van Duitsland gesproken. In Overijssel behoort het Twents tot die Nedersaksische taal. Het Nedersaksisch is in 1996 als minderheidstaal erkend door de Europese Unie.Volgens recent onderzoek (voorjaar 2003) van Rijksuniversiteit in Groningen beheerst 75% van de bevolking in meerdere of mindere mate het Twents. Volgens datzelfde onderzoek wordt het Twents in zo’n 60% van de gezinnen gesproken.
Lang geleden werd er ergens in het oosten van Europa een taal gesproken, die als bron kan worden beschouwd van alle Europese talen. De sprekers van die “oertaal” (Indogermaans) verspreidden zich en de groepen die richting westen trokken splitsten zich weer op in allerlei subgroepen, zoals de Italiërs, de Balten en de Germanen. Deze laatste groep trok in noordelijke richting en sprak wat wij nu noemen het “Oergermaans”. Rond het begin van de jaartelling vestigt zich een Germaanse volkengroep – de Saksen - in het noordoosten van Duitsland en in het oosten van Nederland.
Aanvankelijk bestond er een groep nauw verwante West - Germaanse dialecten, maar met de groei en verspreiding van het West - Germaanse volk vormde zich de bakermat van de moderne talen in Engeland, Nederland, België en Duitsland. De dialecten van het noorden, het Oudsaksisch, Oudfries, Nederfrankisch (de voorloper van het Nederlands) en het Engels bleven veel op elkaar lijken.
Tot op de dag van vandaag zijn er in de verschillende talen nog veel overeenkomsten te vinden: gadderen (bijeen rapen) met together; knief (mes) met knife; tweeduustern (schemering) met twilight; toen (omheining) met Zaun en town; schoer (bui) met shower; luk (beetje) met little; sproak (taal) met Sprache; hoes (huis) met Haus en house; enz.
De huidige globalisering gaat gepaard met een toenemend bewustzijn van de eigen identiteit en een opleving van de streektalen. De streektaal is voor de Twentenaar iets persoonlijks, waar hij niet mee te koop loopt. Hieraan herkent men dan ook de aard van de bevolking: niet op de voorgrond en “de kat uit de boom kijken”. Om maar eens een paar karaktereigenschappen (of vooroordelen?) te noemen. Vergelijkbaar met de kneu, het vogeltje dat leeft op de zandgronden en in het Twents “tukker” wordt genoemd. Zou daar de bijnaam voor de Twentenaar “Tukker” vandaan komen?
Ondanks de toenemende belangstelling voor deze oude taal denken nog steeds veel mensen dat het beter is om hun kinderen ééntalig op te voeden: in het Nederlands. Een reeds lang achterhaalde gedachte: een kind dat tweetalig wordt opgevoed ontwikkelt een beter taalgevoel en zal later makkelijker een derde, vierde of zelfs vijfde taal aan kunnen leren.
De Twentse spellingsregels zijn te vinden bij de bijlagen.
Enkele (leuke) Twentse uitspraken
’t Is amper-an da-j d’r wat van begriepen könt.
Het is nauwelijks te begrijpen. .
Wat geet ’t d’r wier of, heuren en zeen vergeet oe.
Wat een lawaai, horen en zien vergaat je.
Bid iej vuur t ettn? Nee, miene vrouwe kan machtig kokken.
Bid je voor het eten? Nee, mijn vrouw kan heerlijk koken.
’n Enen zien vuurdeel is ’n aander ziene skaa.
De een z’n voordeel is de ander z’n verlies.
’t Hoes is van miej, mear ’t wief hef ’n slöttel.
Het huis is van mij, maar mijn vrouw heeft de sleutel.
Oald wörden is mooi, oals wean aait neet.
Oud worden is mooi, oud zijn niet altijd.
De haane op de knippe hoalden.
De handen op de portemonnee houden.
Rap löp zich vaste in ’t skoefkoarnrad.
Wie haast heeft, loopt zichzelf vast in het wiel van de handkar.
’n Pröttel op ne aandre koare gooien.
De rommel op een andere kar gooien.
Dat kö-j wal op ’n boek skrieven.
Dat kun je wel op je buik schrijven.