- Geschreven door: Peter Eulderink


In Twente had het eten en drinken vroeger een vaste plaats tussen het werk. Er was een soort dagorde waar niet vanaf werd geweken. Alleen op zondag werden de regels wat soepeler gehanteerd dan op een werkdag. Op een werkdag stond men ongeveer om half zes op om direct aan het werk te gaan. In de zomer werd er bijvoorbeeld gras gemaaid. Zo vroeg in de morgen was het gras nog vochtig en sneed de zeis goed. Meestal werd tussendoor koffie gedronken, maar er waren ook wel mensen die met het koffie begonnen om daarna aan het werk te gaan. Om acht uur was er het ‘moargenetten’. Dat bestond uit roggebrood met ‘smoalt’ (=vet) en natuurlijk weer koffie. Ook werd wel ‘stip in de pan’ gegeten. Na het ‘moargenetten’ ging men naar buiten voor het échte werk. In de winter werd een “legge” rogge, een laag rogge, gedorst. Er werd gemolken en het vee werd verzorgd. Meestal kreeg men rond tien uur nog een kop koffie, nu met een boterham, om dan meteen weer verder te werken tot twaalf uur. Steevast om twaalf uur was er de middagpot, het warme eten. Er was nogal wat verschil tussen zomer- en wintermaaltijden. In de zomer bestond de middagpot vooral uit gekookte aardappelen, uitgebakken spek en verse groenten uit ‘de hof’. In de tweede helft van de zomer kwam er ook vaak ‘humkessoep’ op tafel. In de winter at men allerlei soorten ‘deurpot’, een stamppot meestal bestaande uit koolraap en spekjes. Ook at men zware soepen zoals bonensoep, erwtensoep en ‘pelgestensoep’, die bestaat uit gedroogde ribbetjes, gort en gesneden selderijen. Soepen werden vaak gegeten met klapstuk (stuk vlees gesneden van de borst van een koe) of varkenspootjes. In de zomertijd volgde na de hoofdmaaltijd de middagrust die tot ongeveer half twee duurde. Daarna werd gewerkt tot een uur of vier, de ‘dreekenstiend’ of ‘vespertied’ genoemd. Dan kreeg men koffie en brood met spek of kaas.In de oogsttijd bleef men op het land, waar ook wel warme pannenkoeken werden gegeten. De pannenkoeken waren goed geïsoleerd door degene die het ‘dreenken in ’n koarf’ op het land bracht. Vanaf de tweede helft van september werd er niet meer op het land gevesperd: de kraanvogels hebben de etenskorf meegenomen, heette het. Er werd tot ongeveer half acht doorgewerkt. De koeien werden weer gemolken en het vee gevoerd. De oudere vrouwen zorgden voor het eten. Rond acht uur ging men aan tafel voor het ‘oavendetten’. Bij veel gezinnen bestond dat uit ‘pankook met pap’. Na het avondeten werd nog even nagepraat, maar tussen negen uur en half tien ging men naar bed. Alleen als er ‘kuiervolk’ van familie of ‘noabers’ op bezoek kwam, werd er nog koffie gezet. Maar dat gebeurde meestal alleen in de herfst of de winter.